Nederland, 14 juli 2023

Beste minister Kaag,

Vorige week werd bekend dat u gaat stoppen in de politiek. 

De dagen na de aankondiging van uw aftreden voelde ik me verdrietig. Ik werd geraakt door uw afscheid.

Ik heb niet op u gestemd, als blijk van waardering heb ik u deze brief geschreven. 

Beeld: Buitenlandse Zaken. Bewerking: Daan Krahmer.

Ik heb bewondering voor u, minister Kaag. Ik kan me het moment nog herinneren. Het was 16 maart 2021, de dag voor de Tweede Kamer verkiezingen. U liet zich — met uw collega’s uit de Tweede Kamer — interviewen tijdens een live-uitzending van het jeugdjournaal. Kinderen mochten u vragen stellen en een van de kinderen, Hosna, vroeg u: “hoe gaat u om met haat?” U had uw antwoord niet kunnen voorbereiden. Ik weet nog wat u zei. “Weet je, dat is een hele lastige, haat is eigenlijk een vergevorderde versie van pesten, dat op school ook voorkomt. Onaardig gedrag naar elkaar.” U zei: “Wat ze eigenlijk bedoelen is dat ik mijn mond moet houden, dat je verdwijnt en dat je aan jezelf gaat twijfelen. Mensen die haten zijn eigenlijk ontzettend zielig. Die hebben niets beters te doen. En als iemand je pest, zoek iemand om mee te praten, praat met de meester of de juf, laat je nooit-nooit-nooit een dag aan jezelf twijfelen.”

Wat me raakte was dat u dacht aan de jeugd en de jongeren. Dat was geen verkiezingsretoriek. Dat bleef u doen. U dacht niet alleen aan de burgers van nu, maar ook aan de burgers die in de nabije toekomst hun weg in Nederland moeten vinden, zoals mijn studenten en leerlingen. Sommige van hen vertelden me over hun kinderwens. En veel van die toekomstige kinderen gaan het jaar 2100 meemaken, het jaar waarin klimaatwetenschappers stoppen met voorspellingen, waarin de scenario’s uiteenlopen van verontrustend naar onleefbaar. U was moedig genoeg om  deze realiteit van morgen onder ogen te zien. U zocht de meest gekwalificeerde deskundigen voor belangrijke dossiers als zorg en onderwijs. En u durfde een verhaal te vertellen dat niemand leuk vond. Om Nederland in de toekomst “gaaf” te houden. 

Op het moment van het jeugdjournaal wisten we nog niet wat er zou gebeuren. Dat mensen naar u schreven “Ik hoop dat u de 61 niet gaat halen”, op uw 60ste verjaardag. Dat mensen u online stuurden “jammer dat je man niet meer geweld tegen jou gebruikt…”  toen u aandacht vroeg voor het geweld dat vrouwen aangedaan wordt. Dat mensen u met tractors, loeiende sirenes en fakkels opwachtten en dat u — met grijze bomberjack en sneakers — omdraaide en terugliep. U liep terug om rustig en vriendelijk, minutenlang, te luisteren naar mensen die u filmden, uitlachten, intimideerden met toeters en vrouwonvriendelijke verwensingen toeschreeuwden. Het was het krachtigste wat ik een Nederlandse politicus heb zien doen.

Sven Kockelmann vroeg u tijdens Op1 naar uw politieke erfenis. Dat is een grote vraag en u — net zoals in het jeugdjournaal — wist niet meteen een antwoord. Ik heb niet op u gestemd, als blijk van waardering heb ik deze brief geschreven. Waar veel politici hun verkiezingsbelofte niet nakwamen, kwam u die belofte wel na. U beloofde Nederland nieuw leiderschap en u gaf Nederland een aanzet tot nieuw leiderschap, die helaas niet meer tot volle wasdom kan komen. Sommigen wilden dat u uw mond hield, dat u zou verdwijnen en aan uzelf zou gaan twijfelen. Maar u ging niet aan uzelf twijfelen en deed uw mond open, vertelde uw verhaal. In een tijd waarin het vertrouwen in politici afnam, droeg u bij aan mijn vertrouwen in de politiek. Ik heb waardering voor u en vind het jammer dat Nederland u verliest als politica. Minister Kaag, ik hoop dat u de tijd krijgt om de lange wandeling, van Scheveningen naar Santiago de Compostella te maken, waarover u de kinderen in het Jeugdjournaal glunderend vertelde. En ik hoop dat Nederland u de liefde geeft die u verdient in de staart van uw politieke carrière. 

Bedankt dat u er voor ons.

Daan Krahmer