Martin Bril schreef ooit: “Bob Dylan is van alle popsterren die de wereld inmiddels kent de minst bekende, hoewel er een boekenkast over hem vol is geschreven”. Hij sloeg de spijker op de kop. Net als The Beatles heeft Bob Dylan de muziekgeschiedenis eigenhandig en op drastische wijze veranderd, maar niemand weet wat de beste man precies bezig houdt. Het zorgt al jaar en dag voor een Dylanmythe én een heftige verdeeldheid over de controversiële optredens waar de inmiddels 74-jarige Amerikaan nog altijd de wereld mee rondreist. De één vindt de huidige Dylan briljant de ander huivert van zijn, naar het schijnt, kapotte stem of van de onherkenbare bewerkingen van alom geprezen klassiekers. Het brengt de iconische muzikant met de 2721e show van zijn Never Ending Tour voor het eerst in zijn loopbaan naar Eindhoven, waar het muziekgebouw volledig is overgenomen door zijn immense crew. Een spektakel op zich: overal staan brede bewakers met felle zaklampen op James Bond-achtige wijze te controleren op camera’s. Opnames en foto’s zijn ten strengste verboden. Jammer, want wat volgt klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Bob Dylan en zijn band zijn in vorm. Spoiler: en hoe.

Toch hangt dit volledig af van de verwachtingen die je op voorhand van dit optreden hebt. Wie denkt dat Dylan zijn legendarische concert in de Royal Albert Hall van 1966 gaat overtreffen, komt hoe dan ook bedrogen uit. Het mag inmiddels ook een understatement heten dat je niet naar Dylan gaat om de belangrijkste liedjes uit zijn carrière mee te zingen. De man die stem gaf aan een protestgeneratie met louter akoestische gitaar is hij al lang niet meer. Al ruim veertig jaar niet. Degenen die de Dylan verwachten zoals hij op zijn laatste vijf studioplaten klonk heeft wel reële verwachtingen. Sterker nog: deze bezoeker krijgt meer dan hij had mogen hopen. Een goedgemutste Robert Zimmerman, zoals Bob Dylan eigenlijk heet, heeft er zin in vandaag. Niet dat hij ook maar enige interactie zoekt met het publiek, maar je ziet het aan zijn gelaatstrekking. Zijn non-verbale communicatie. Voorzichtig gaan de voetjes van de vloer. Jawel, Dylan danst op de tonen die zijn gretige, vijf-koppige liveband produceert. Onder zijn grote, witte hoed schuilt een volstrekt eigenzinnige verleider. Onder diezelfde hoed schuilt ook een markant hoofd: constant een stoïcijnse gezichtsuitdrukking, klein snorretje en veel wijs aandoende rimpels. Hier en daar kijkt het publiek in het muziekgebouw door meegebrachte verrekijkers, om zo een extra glimp van de ondoorgrondelijke en opvallend vitale Dylan op te kunnen vangen.

Eigenlijk blijkt al direct bij aanvang van het concert dat Dylan vanavond niet functioneert als (louter) een levend standbeeld. Zijn liveband speelt fantastisch en zet een kraakhelder geluid neer. Zelden zie je een band zo vlekkeloos spelen. Dylan zelf eist ook een actieve en prominente rol op in dat geluid. De band geeft hem alle ruimte om van tijd tot tijd te schitteren op mondharmonica en piano. De setlist van zeven kwartier is avond na avond hetzelfde en dat werpt zijn vruchten af. De band speelt behoorlijk dwingend en zorgt voor feilloze overgangen waardoor de set nergens aan spanning inlevert. Hoewel hij gedurende zes decennia een immens groot oeuvre aan eigen werk heeft aangelegd (ter illustratie: ruim vijfhonderd liedjes en veertig albums), bestaat zijn setlist tegenwoordig voor één derde uit gevreesde covers, waarvan er vier afkomstig zijn van Frank Sinatra. Je zou denken dat deze liedjes vooral nostalgische ouderen met een conservatieve muzieksmaak zullen aanspreken, maar niets is minder waar. Hoe paradoxaal het ook mag klinken, de uitvoeringen klinken broeierig en tijdloos in plaats van stoffig of kitscherig. Maar bovenal: de man die er persoonlijk voor heeft gezorgd dat mensen anders tegen het fenomeen ‘zingen’ aan zijn gaan kijken kan weer… zingen. Een nachtegaal is Dylan nooit geweest, maar hij houdt toon, gaat moeiteloos de hoogte in en verwarmt de harten van bezoekers met zijn donkere, krakende en onwaarschijnlijk expressieve stemgeluid.

Het publiek van vele generaties, waarin de spanning vanaf het begin voelbaar is, reageert enthousiast op de oude covers en begint meermaals spontaan te juichen. Maar wat het oordeel van het publiek is laat de meester zelf onverschillig. Pleasen heeft Dylan nooit gedaan. Gedurende het optreden is er geen spoortje emotie bij Dylan te bekennen. Hij richt zich niet tot het publiek, behalve om na een negental liedjes vluchtig aan te kondigen dat er een korte pauze op het programma staat. Omdat het ‘moet’ staan er toch een aantal echte klassiekers op de planning. Eigenlijk zijn het er maar twee. Het onverwoestbare ‘Tangled Up In Blue’ (van meesterwerk Blood On The Tracks, 1975) en het massaal gecoverde ‘Blowing In The Wind’ uit 1962. Vanavond horen we wat al geruime tijd bekend is: Dylan is een meester in het veranderen, aanpassen, omgooien en het herschrijven van zijn eigen materiaal. Van oudsher wisselt hij zijn gezongen zinnen af met praten, mompelen, inslikken, versnellen, brommen en grommen. Het drastisch herschreven ‘Blowing In The Wind’ valt vooral in de laatste twee categorieën. We horen een optimistische en ouderwetse blueswals. Een eigenhandige verkrachting, zoals veel bezoekers zullen vinden, maar deze bewerking past prima in de geest van de rest van het optreden. Toch is het niet zo sterk als de glorieuze uitvoering van ‘Tangled Up In Blue’, die weinig onderdoet voor het origineel.

Daarnaast staan er vijf liedjes van Tempest op het programma, zijn nieuwste verzameling eigen songmateriaal uit 2012. Sommige liedjes daarvan zijn uitgegroeid tot onverwachte publieksfavorieten. Zo is het op plaat wat oubollige ‘Duquesne Whistle’ omgevormd tot een delicate en bezielde rocker. Het stemmige ‘Scarlet Town’, waarin Dylan laat zien wat een meesterlijke verteller hij nog steeds is, is buitengewoon spannend en dwingt je gedurende zeven minuten op het puntje van je stoel te zitten. Dat doet hij ook in ‘Love Sick’ van zijn laatste echte meesterwerk (Time Out Of Mind, 1997) waarin Dylan even virtuoos gromt en bromt als Tom Waits. In het flink swingende ‘High Water’ (Love And Theft, 2001) en het lange ‘Spirit On The Water’ (Modern Times, 2006) is het de beurt aan zijn band om haar veelzijdigheid te tonen. Plotseling wordt een banjo of viool te voorschijn gehaald, wisselen de muzikanten feilloos van genre en krijgt Bob Dylan de kans om te schitteren achter de piano met een verrassend, nieuw arrangement. Opeens begrijpen we, nog beter, waarom mensen krankzinnige geldsommen neerleggen om Dylan aan het werk te zien. Ga niet af op de negatieve verhalen van sommige teleurgestelde fans: deze grootheid is anno 2015 nog bijster urgent. Dylan en zijn fantastische band speelden de sterren van de hemel. Vijf sterren om precies te zijn.