Het is een aangename zomermiddag in juli en Phoebe Bridgers heeft kerstverlichting opgehangen. Haar band staat tussen twee bergen van papier, geheel gekleed in glow-in-the-dark onesies met skeletprint. Het ziet er heel emo uit, zeker als Bridgers het podium opkomt met de nu-metal klanken van Disturbed, maar echt emo is Phoebe niet. “I swear I’m not angry, that’s just my face” zingt ze hees in Punisher, terwijl ze nonchalant haar ronde zonnebril afzet. Onder een geprojecteerde sterrenhemel bezingt Phoebe Bridgers de liefde. En nergens keek Down The Rabbit Hole zo verliefd.

Het festivaldebuut van Phoebe Bridgers kon vriezen of dooien. Het wordt een dromerige luistershow, opgebouwd rondom Punisher, haar gevierde en intieme doorbraak uit 2020. Vandaag doet ze de plaat bijna integraal, inclusief de instrumentale opening. Het publiek weet dat daarna Garden Song volgt. De Nederlandse tourmanager Jeroen Vrijhoef, die Phoebe vandaag voor het eerst in jaren weer in levende lijve ziet, zingt tweede stem, net als op plaat. Daarna meteen Kyoto, een liedje waar iedereen van lijkt te houden. Phoebe en band spelen het als Arcade Fire. De trompettist gaat door de knieën tijdens het jubelende referein. Het is zo mooi, jammer dat ze het maar één keer speelt. 

Tijdens ieder nummer gaat er, op de visuals achter Phoebe, een geanimeerd boek open. Uit de bladzijden rijzen getekende werelden, sprookjessteden, met de pastelkleuren van een kinderboek. Phoebe Bridgers schrijft haar liedjes ook met kinderlijke eenvoud, maar je hoopt dat kinderen haar boodschap niet geheel begrijpen. Een liedje gaat over een stervend iemand, een ander speelt zich af rondom een ziekenhuis. Haar liedjes zijn troostrijk mistroostig, zoals ook de nieuwe generatie festivalbands Big Thief, Girl in Red en Arlo Parks warme gevoelens kunnen oproepen met hun melancholie. Dankzij de huidige stand van de wereld noemde Arooj Aftab, die het festival op zondag opende, het “oké om verdrietige muziek weer sexy te maken.”

Phoebe huppelt ondertussen langs de eerste rijen, deelt high-fives uit en blijft even voor de security guy staan om vrolijk naar hem te zwaaien. Ze heeft de x factor. Waar St. Vincent in de Teddy Widder raadselt — ze speelt een door het leven getekende serveerster uit ‘70s Amerika —  is Phoebe Bridgers net zo real als haar Instagram feed. Het is een interessante tegenstelling: haar liedjes zijn allemansvrienden, maar Phoebe kan ook spitsvondig stelling nemen. Vandaag maakt ze een krachtig statement over abortus, een recht dat vorige week ontnomen werd door het hooggerechtshof in Amerika — “a horrible colonized place”. De eerste rijen zijn gevuld met toegewijde fans. Ze geven haar een roos, een knuffel en schrijven boodschappen op kartonnen borden. Op verzoek mag een fan de laatste zin van een lied zingen, voor een andere fan speelt ze een oude. De band heeft die niet paraat, dus doet ze ‘m solo. 

Geweldig hoe dat fluistermoment overeind blijft. Sowieso stralen alle liedjes rust uit. Iedere bouwsteen klinkt als gedroomd en het geheel is van een vijf sterren schoonheid. Gaandeweg lijkt Phoebe wel een beetje gevangen in iets teveel van die schoonheid. Ze mist dan een liedje met wat meer pit — zoals Kyoto (deed ze die nog maar een keer!). Het einde van de show raakt aan een ander eindpunt, namelijk het jaar 2100, waar klimaatwetenschappers alarmerend naar wijzen. The billboard said: the end is near, zingt ze. Ze viert het, met een haast vrolijke Sufjan Stevens-achtige trompet, terwijl het sprookjesboek op de achtergrond vlam vat. Als de vlammen het huis in as leggen, begint Bridgers dystopisch te schreeuwen. Haar sprookje eindigt zo abrupt dat het publiek vergeet te klappen.

Dit artikel verscheen 4 juli 2022 bij OOR.