‘Vrijheid heeft een prijs, iedereen die heeft gevochten om vrij te kunnen zijn weet hoe hoog die prijs is.’ (Deborah Levy)

‘Je kan jezelf niet verdedigen met een geweer, je kan jezelf alleen wapenen met waarheid.’ (Nikki Giovanni)

Iedereen vraagt waarom ik ander werk heb gezocht. Dat ik toe ben aan een nieuwe uitdaging, antwoord ik. Dat ik meer uren wil werken en een woning zoek in Eindhoven. Het is waar, maar niet doorslaggevend. Daarom voelt het alsof ik lieg. Ik lieg omdat ik makkelijker praat over klimaatverandering en democratieën die onder druk staan, dan over dit verhaal. Een verhaal waarvoor ik me schaam.

De schaamte heeft niet met de verliefdheid te maken, weet ik. Nee. Ik ben verliefd geweest op een meisje, ik krijg verkering, het gaat uit, ik wil nooit meer verkering. En dan word ik weer verliefd. Op jou. Ik word verliefd zoals ik eerder verliefd werd: op twee ogen, een neus en op een aardige lach. Op empathie, op herkenning. Op een ander mens. In mijn leven verandert niets. Behalve dat gloeiende gevoel in mijn buik, het gevoel van vroeger, dat ik als kind kreeg op de schommel in een speeltuin. Mijn dromen ruiken plotseling naar vanille en nee, het is niet erg dat jij er steeds in voorkomt. Ook als ik wakker ben, droom ik ervan je weer te zien. Dat ik steeds aan je denk – jij, twee dagen ouder, met dezelfde favoriete liedjes van dezelfde favoriete albums – is niet waarvoor ik me schaam.

Juni 2022. Ik videobel met dichter Nikki Giovanni uit de Verenigde Staten, die ook doceert en aan geschiedenis refereert in haar werk. Nikki Giovanni verschijnt in beeld. Ze zit in een bruine kamer vol boekentorens. Met punaises zijn vergeelde foto’s op de muur geprikt. Ik kijk of ik een foto zie hangen van James Baldwin. Giovanni kende de schrijver persoonlijk. De bijna tachtigjarige plugt een selfie-lamp in het stopcontact en in het licht oogt ze jaren jonger. ‘Je kan jezelf niet verdedigen met een geweer,’ zegt Giovanni. Giovanni spreekt haar zinnen uit als gedichtjes, simpel, vol lagen. ‘Je kan jezelf niet verdedigen met een geweer,’ herhaalt ze. ‘Je kan jezelf alleen wapenen met waarheid.’

Schaamte is een ‘pijnlijke en onderdrukkende emotie,’ stelt socioloog Cody Hochstenbach. Soms dwaal ik af naar mijn kindertijd, op zoek naar de oorsprong van de schaamte. Bijvoorbeeld naar juni 2015, met familie op de bank, terwijl het Witte Huis op het NOS-journaal komt. President Barack Obama laat het regeringsgebouw in regenboogkleuren oplichten, om te vieren dat het homohuwelijk is geaccepteerd in iedere Amerikaanse staat. ‘We zijn vrijer geworden,’ spreekt Obama, veertien jaar nadat koningin Beatrix het eerste homohuwelijk ter wereld in Nederland ondertekende. ‘Alle mensen moeten gelijk behandeld worden,’ vervolgt Obama op televisie, na een demonstratieve stilte, ‘ongeacht wie ze zijn of van wie ze houden.’ Het wordt ontvangen als een mijlpaal en weer een belangrijke stap voor homo-emancipatie. Ik schaam me omdat het voelde alsof het geen verschil meer maakte op wie je verliefd werd, alsof dat niets zou veranderen – maar dat deed het wel.

‘Aaaawh,’ roept mijn klas vrolijk, in koor, nadat mijn verliefdheid terloops ter sprake komt. De volgende dag verwelkom ik mijn leerlingen in de deuropening, terwijl de leerlingen, met verschillende culturele en religieuze achtergronden, lachend een boks aan me geven. Met markeerstiften hebben ze regenboogvlaggetjes op hun vuisten gemaakt. ‘Hier meneer, boks!’ Het is de eerste keer dat ik me identificeer met een regenboogvlag.

In de pauze vragen collega’s naar mijn weekend. Ik vertel dat ik verliefd ben. Na een week weet de hele school het. Collega’s vertellen dat het ze niet verbaast. Dat ze het zien ‘aan mijn loopje’. Een collega noemt me, na die dag steeds, ‘de homofiel’. Collega’s noemen me, in mijn gezicht, ‘taboe’ en ‘van de andere kant’. Het is een merkwaardige ervaring als je –  van de ene op de andere werkweek –  persoonlijk wordt geassocieerd met het meest gebruikte scheldwoord van het schoolplein.

De Franse socioloog Didier Eribon schrijft in Insult and the Making of the Self Gay dat mensen niet queer worden door verliefdheid. Mensen worden gay, stelt Eribon, nadat de omgeving de identiteit van mensen tot hun seksuele gerichtheid reduceert. Bij ieder individu begint dat proces met een belediging, zegt Eribon, waarmee de omgeving het individu plotseling duidelijk maakt af te wijken van de norm. In zijn boek gaat Eribon vooral in op homoseksualiteit, maar zijn argumenten gelden ook voor lhbtiq+. Het verbaast me dat ik dit inzicht moet halen uit een boek van drie decennia geleden.

Misschien schaam ik me ook wel omdat je zou mogen verwachten dat in deze tijd seksuele gerichtheid nooit een reden hoeft te zijn om je te schamen. Artiesten als Frank Ocean, Boygenius en Troye Sivan zingen over queer liefde. Series en boeken schetsen steeds vaker een vrolijk, positief, en romantisch beeld van queer zijn. Ik herken mijzelf in Frank Ocean en de personages van Heartstopper, waarmee ik een kledingstijl en manier van praten deel. Maar deze personages lijken niet mee te maken wat ik meemaak op mijn werk. Soms voelt het alsof ik een valsspeler ben. Alsof ik nog in een wereld leef waarvan ik zelf ook wens dat deze bij het verleden hoort.

Of misschien lieg ik omdat ik dit verhaal al eens eerder bespreekbaar probeerde te maken. Reacties bestonden uit retorische vragen (in welk land wil je dán wonen?), vergelijkingen (die collega had kanker, dat is erger) en verwijten (het komt door ‘de’ moslims). Misschien begint de schaamte omdat mijn omgeving door dergelijke reacties voorbijgaat aan waar ik tegenaan loop, omdat er met deze reacties niet inhoudelijk gereageerd wordt. Ik heb het meeste aan een inhoudelijke reactie die niet van deze tijd is, maar uit het verleden komt. Van een schrijver die zeven jaar voor mijn geboorte stierf: James Baldwin.

De Amerikaanse schrijver James Baldwin (1924 – 1987) ontvlucht de Verenigde Staten in 1948 vanwege racisme en homofobie. Baldwin kiest voor Parijs, waar hij boeken schrijft als Go Tell it on the Mountain(1953) en Giovanni’s Room (1956). Naast romans schrijft Baldwin essays over universele thema’s, die hij plaatst in de wereldgeschiedenis. In het essay Here Be Dragons, te vinden in Collected Essays, een door Toni Morrison samengesteld chronologisch overzicht, pleit Baldwin in 1985 voor een menselijkere samenleving. Baldwin stelt dat in samenlevingen idealen gelden, die zo vaak herhaald worden dat het vastomlijnde ideeën lijken te worden. Het strikt handhaven van een ideaalbeeldzoals het ideaal van mannelijkheid, werkt tegenstelling en haat in de hand, stelt Baldwin. Door een ideaalbeeld kun je praten in termen als ‘normaal’ en ‘abnormaal’. Zo ontstaat een sociale tegenstelling: een categorie om trots op te zijn en een categorie om je voor te schamen.

December 2021. De lucht is grijs die dag, het trottoir van de school glimt in de regen. Daglicht neemt af, werk neemt toe, de tijd van mokken en klagen begint. Maar vandaag, de tweede vrijdag van december, is het feest. Vandaag, op Paarse Vrijdag, moet iedereen zichzelf kunnen zijn. Een derde klas komt mijn lokaal binnen. De leerlingen vertellen dat een collega deze dag omschrijft als ‘speciaal voor mensen als meneer Krahmer’. Ik voel mijn tenen krommen, mijn nageltoppen prikken in mijn handpalm. Eerst voelt het alsof dit niet echt gebeurt, ik bevries, het voelt alsof ik in een film zit. Dan wil ik me ziekmelden, mijn ontslag indienen.

Door een ideaalbeeld van de man te creëren, vervolgt James Baldwin, kun je mensen ook definiëren als ‘niet-man’, als ‘freak’. Baldwin stelt dat dezelfde machtsmechanismen worden gebruikt om goed van slecht te scheiden, man van vrouw, wit van zwart, hetero van homo. Mensen worden bang gemaakt om aan de verkeerde kant van de tegenstelling terecht te komen, zegt Baldwin. Niemand wil die uitzondering zijn, niemand wil die ander, die freak zijn. Niemand wil zich schamen.

In de gang van mijn lokaal is een regenboogvlag van de muur gescheurd

Die vrijdag komt, na de middagpauze, een brandlucht uit wat het genderneutrale toilet zou worden. In de gang van mijn lokaal is een regenboogvlag van de muur gescheurd. Op het overgebleven gedeelte is een swastika gekrast. Er staat een nare tekst bij, verkeerd gespeld. In de wekelijkse nieuwsbrief naar het personeel wordt de dag een doorslaggevend succes genoemd.

In zijn essay In schaamte kun je niet wonen definieert Cody Hochstenbach schaamte als ‘de angst voor het stigma van buitenaf, de angst voor het negatieve oordeel dat anderen over jou vormen.’ Hochstenbach omschrijft het gevoel van schaamte daarmee als ‘per definitie relationeel.’ Hochstenbach: Je schaamt je ten opzichte van anderen, je schaamt je omdat je niet voldoet, of niet denkt te voldoen, aan normen die de dominante samenleving je oplegt.

Een reden waarom ik uit schaamte lieg is deze: ik dacht dat ik me dingen inbeeldde, in Nederland, het land waar Nederlanders in enquêtes aangeven positief tegenover allerlei soorten seksuele gerichtheid te staan. Het land waarin discriminatie bij wet verboden is. Nederland, waar de leerteksten van schoolboeken vertellen over het even tolerante als progressieve gidsland. Waarin bedrijven over elkaar vallen om te vertellen over hun regenboogbeleid tijdens Pride. Wees trots, zegt men, trots om in Nederland te wonen. Maar ik wil leven in een Nederland zoals Maggie Nelson beschrijft in De argonauten. Ik wil ‘leven in een wereld waarin niet trots het tegengif is voor schaamte, maar eerlijkheid.’

James Baldwin verdedigt een eerlijk wereldbeeld waarin geen enkel mens, noch in werkelijkheid achter woorden, reden heeft tot schaamte. Geen mens is een freak, stelt Baldwin, ieder mens is eerder androgyn. ‘Niet alleen omdat alle mensen geboren zijn uit een vrouw die bevrucht is door het zaad van een man, maar omdat ieder van ons, hopeloos en voor altijd, de ander in zich draagt.’ Baldwin sluit zijn essay af met het idee dat mensen onderdeel zijn van elkaar. Dat ‘de ander’ hetzelfde is. Veel mensen vinden dat feit ‘buitengewoon lastig en zelfs oneerlijk,’ schrijft Baldwin. ‘En dat vind ik heel vaak ook. Maar niemand van ons kan daar iets aan doen.’

Een ander aspect waardoor ik het lastig vind om eerlijk te zijn is dit: nadat mijn privéleven in de klas ter sprake is gekomen, doen leerlingen een coming-out tijdens mijn les. Soms zitten leerlingen hand-in-hand in mijn lokaal. Ik schaam me vooral omdat ik sterk wil zijn voor mijn leerlingen, omdat ik druk ervaar om een positief rolmodel te blijven.

Uit zijn essays blijkt dat James Baldwin meer begaan is met Nederland, dan Nederland begaan is met James Baldwin. In de zeldzame gevallen dat ik een boek van James Baldwin in een Brabantse winkel of bibliotheek vind, lijkt zijn stem geïsoleerd geraakt op een afgezonderde boekenplank. Maar James Baldwin kijkt juist naar Nederland. Baldwin ziet in Nederland datgene waarvoor hij ooit Harlem ontvluchtte: het categoriseren, het anders maken, het verdelen en heersen. In een Nederlands televisie-interview met James Baldwin uit 1981 spat de frictie van het scherm. Tijdens het interview trekt de schrijver zijn wenkbrauwen op, zijn voorhoofd verandert in een zee van rimpels. ‘Ik kom uit Harlem met één a’, zegt hij, ‘jullie hebben een Haarlem met twee a’s’.

Tijdens het schrijven van deze tekst vind ik een oude foto van James Baldwin die voor mij nieuw is. Baldwin zit in zijn gekoesterde landhuis in de kleine gemeente Saint-Paul-de-Vence, in het bergachtige Zuid-Frankrijk. Het is niet duidelijk wie de zwart-wit foto heeft geschoten. Baldwin schrijft aan een brede tafel. Deze kamer scheen Baldwin zijn ‘martelkamer’ te noemen, op de foto straalt hij rust en concentratie uit. Op de haard ligt een stapeltje boeken. Er staan een buste en een foto van een jonge vrouw, die onbevreesd en vol verwachting in de verte kijkt. Baldwin schreef voor een betere wereld, voor de generatie na hem, kijkend naar de geportretteerde Nikki Giovanni.

Ik ben opgegroeid met het verhaal van Obama, met het verhaal dat het ook in Nederland niet uitmaakt op wie je verliefd wordt. Ik ben opgegroeid met het idee dat het resultaat van een coming-out een gevoel van vrijheid is. Een feestelijk moment, omdat men vertelt dat een individu, een ik, eindelijk zichzelf kan zijn. Maar nu vraag ik me af: wat valt er te vieren als je al precies jezelf bent?

Uit de kast komen is een metafoor die niet bij mijn leven past

Uit de kast komen is een metafoor die niet bij mijn leven past. Ik heb nergens ingezeten en ben ook nergens uitgekomen. James Baldwin zegt in zijn landhuis, Saint-Paul-de-Vence: ‘Je moet beslissen wie je bent en de wereld dwingen om met jou om te gaan, niet met zijn idee van jou.’

De ervaringen die ik hier voor het eerst beschrijf hebben me blijvend veranderd. Ze hebben me laten zien hoe ik niet wil worden in mijn leven. Voor mij is dit verhaal een eindstation, het eind van een verhaal. Maar waar het ene verhaal doodbloedt, ontstaat er ruimte voor een ander verhaal. Een nieuw verhaal. Een eerlijk verhaal.

OVER DE AUTEUR

Daan Krahmer (1994) is docent en schrijver. Daan schrijft over muziek, onderwijs en geschiedenis, het vak dat Daan onderwijst. In 2022 was Daan finalist ‘geschiedenisdocent van het jaar’, een initiatief van het Rijksmuseum, NTR en het Nationaal Archief.

OVER DE ILLUSTRATOR

Hasse van Leeuwen is een illustrator uit Rotterdam. Ze tekent en schildert en verzamelt verhalen over de mysteries en magie van het dagelijks leven: Hoe werkt de wereld? Waarom doen mensen wat ze doen? 

Dit artikel verscheen 1 juli 2024 bij De Optimist.