Hoe Alistair Payne dichtkunst uit San Francisco lijmt aan Nederlandse jazz: “Muziek gaat om attitude.” (Jazzism)
“Ik ontmoette Tongo Eisen-Martin op Schiphol”, zegt Alistair Payne, “na zijn lange lange vlucht. Het was september, een paar dagen voor onze opname. We gingen naar de supermarkt. Het enige wat Tongo deed was grappen maken over de Nederlandse namen voor eten. Zelf vond ik de naam ‘hagelslag’ wel vreemd. Ik kan me niet voorstellen waarom iemand dat smakelijk vindt klinken. Het product is klein, schattig en sprankelend. Maar ‘hagelslag’, dat klinkt meer als een death metal liedje uit Noorwegen.”
Blij is trompettist Alistair Payne zeker, als het Bimhuis hem uitnodigt om de tijdsgeest in muziek te vatten. Maar een beetje abstract is de opdracht van het Amsterdamse jazzpodium wel. “Ik heb veel nagedacht over wat de tijdgeest is”, vertelt Payne telefonisch, op de eerste dag van november. “Maar nadenken tijdens het musiceren blokkeert me. Ik besloot totaal eerlijk te zijn tegenover mijzelf: als een fysieke reflex op de tijdsgeest. Als ik de opname nu terugluister voelt het actueel. Dat komt vooral door de dichter: door de woorden, zinnen en ideeën van Tongo.”
Als student verhuisde Alistair Payne van Schotland naar Nederland om een grote studieschuld te omzeilen. “Ooit was studeren aan het Engelse conservatorium gratis, maar toen ik ging studeren kostte het 9.000 pond per collegejaar, zo’n 11.000 euro. Ik verhuisde toen ik 18 was.”
Op het Amsterdamse conservatorium dook Payne in de geschiedenis van jazz. ‘Er kleeft iets nostalgisch aan de term ‘jazz’, maar veel van de jazzmuziek waar ik dagelijks naar luister komt niet uit de jaren ’30, ’40 of ‘50. Bij de hiphop van A Tribe Called Quest en Madvillain hoor je veel oude jazz in de samples. Ik luister nu ook veel naar het laatste album van JPEGMAFIA. Daar krijg ik het gevoel van dat ik altijd krijg bij het horen van iets compleet en radicaal nieuws. Ik zie paralellen tussen de hiphop van JPEGMAFIA en de punkrock van Amyl and the Sniffers. Die artiesten lijken compleet anders, maar in beide gevallen komt hun mindset voort uit dezelfde wil om ideeën te communiceren.”
“Oh wacht, ja, ik herinner me het”, zegt Alistair, die even nadenkt hoe hij in aanraking kwam met Tongo Eisen-Martin, de stadsdichter van San Francisco die onderwijst in lokale gevangenissen en de daklozenopvang. “Mijn partner en ik reden naar Slovenië. Onderweg zagen we dat trompettist Ambrose Akinmusire kwam spelen in Oosterijk. What the heck, dachten we, hier gaan we voor stoppen. Na het optreden spraken we Ambrose. Hij vertelde dat hij een boek las. Toen mijn partner niets te lezen had dacht ze aan de tip van een fellow-artist. Zo belandde één van Tongo Eisen-Martin’s boeken, Blood on the Fog, op ons nachtkastje.”
“Op een avond, tijdens corona, pakte ik de bundel op. Om poëzie te waarderen moet je het herhalen: elke zin, elke klank. Ik ben nooit eerder in die flow gekomen. Maar toen ik Tongo’s boek oppakte veranderde dat. Het bracht me naar een plek waar muziek me ook brengt.”Tijdens de pandemie bestudeerde Payne opnames van Tongo Eisen-Martin’s voordrachten. Payne stuurde Martin — in Amerika geprezen en bekroond voor zijn dichtbundels — een bericht. “Hij schreef direct terug”, zegt Alistair. “Ik kreeg spraakopnames met onuitgebracht materiaal. Daar sprak veel vertrouwen uit.”
“Ik heb geprobeerd mijzelf te vereenzelvigen met zijn teksten”, reflecteert Payne, “door te luisteren naar hoe hij de teksten voordroeg.” In het Bimhuis versmolten zo Martin’s poëzie en Payne’s jazz, hoewel de samenwerking breder was dan een gesprek tussen trompettist en dichter. Jazzmuzikanten Marta Arpini (zang), José Soares (alt-saxofoon), Floris Kappeyne (piano), Tijs Klassen (bas) en Sun-Mi Hong (drums) spelen mee op Reflex. “Hoeveel je opschrijft, voor een band als deze, luistert nauw. Sommige mensen bloeien op als je ze veel informatie geeft, anderen bloeien juist als je ze veel vrijheid geeft. Veel van het fluïde en organische gevoel van de plaat komt doordat ik bewust ruimte open liet voor de band.”
Het is de eerste keer dat Payne componeerde voor eigen composities, een proces dat een jaar in beslag nam. “Ik start met een paar melodieën, met bewegingen. Daarna gebruik ik bepaalde technieken, soms spiegel ik de patronen, speel ik de melodie achterwaarts. Ik probeer het op piano en op trompet. Dan kies ik.” En er bleek veel te kiezen. “We zitten in een luxe situatie”, zegt Payne, “we hebben nummers die het goed deden voor de liveplaat en nummers die het beter doen in een meer geproduceerde studiosetting. Volgend jaar april verschijnt dat studioalbum via Dox Records, op tijd voor de festivalzomer van 2024. Het complexe van onze muziek is dat het kan werken buiten jazzpodia, op meer pop- of experimentele festivals, hoewel we ook hopen om een hoop jazzfestivals te spelen volgend jaar. Dan kan Tongo er ook weer bij zijn. Maar hij krijgt eerst een baby.”
Voor Jazzism 6.