Het duurt even voordat ik klik met (Sandy) Alex G. Aan de lijn vanuit Philadelphia geeft Alexander Giannascoli kort, haast puntsgewijs antwoord. Aftastend. Hoorbaar niet helemaal comfortabel in een (telefonische) interviewsetting. Twee zinnen, hooguit drie. Stilte. Af en toe een onzeker “does this make sense?”. Soms een wat nerveus lachje. Hij komt niet over als iemand die het middelpunt van de belangstelling graag opzoekt, maar gewoon in alle rust muziek wil maken. Met een indrukwekkende visie. Frank Ocean en Oneohtrix Point Never wilden met hem werken en na zijn nieuwe, zesde album House Of Sugar is zijn creatieve zoektocht nog lang niet over. Ook met het interview komt het goed: stille wateren hebben diepe gronden.

“Vind je het een experimentele plaat, ja?”, vraagt Giannascoli al snel. “Ik zie House of Sugar als het tegenovergestelde: mijn poging om een popplaat te schrijven. Ik hoopte dat hij wat toegankelijker zou zijn dan mijn voorgaande platen! Maar bedankt, ik ben blij dat je er een experimentele plaat in hoort. Toen ik opgroeide was dat de muziek waar ik altijd naar luisterde. It’s shitty, maar ik heb lange tijd meer respect gehad voor experimentele muziek dan voor toegankelijke popmuziek. Ik associeerde “goede muziek” met muziek waar je aan moet wennen. Like, oh my god, what crazy mind made this! Ik dacht dat de artiest die dieper nadacht ook betere platen afleverde. Daar ben ik nu op teruggekomen.”

Na een minuut of tien vertel ik Giannascoli dat ik hem in de herfst van 2017 ben gaan bewonderen. Rocket was net verschenen bij Domino. Het was een labeldebuut van de leukste soort: een doorbraak van een hongerige artiest die op zijn drieëntwintigste al een oeuvre bij elkaar had geschreven op Bandcamp. In eigen beheer bracht Giannascoli daar vier goede – en dan ook écht goede – albums uit. Dat najaar in Café Wilhelmina te Eindhoven werd het pas echt duidelijk: op de setlist stond een hoeveelheid goede liedjes die je alleen zou verwachten van artiesten die al veel langer meedraaien, niet van een nieuwkomer.

“Voordat ik als muzikant een carrière had bracht ik muziek uit via Bandcamp. In Seattle ontdekte een groepje die-hards mijn muziek. Ze lieten me invliegen naar Seattle, waar ze een kleine platenmaatschappij hadden. Ik mocht bij ze thuis spelen. Ze boekten een kleine tour in het noordwesten. Daarvoor had ik alleen wat DIY-shows gedaan, zonder budget.” Eén van de liedjes op de setlist in Eindhoven was het schattige ‘Sandy’. “Het was het eerste liedje dat ik online zette, op Bandcamp vernoemde ik mezelf ernaar. Sandy is een fictief personage en alle liedjes die online kwamen waren vanuit haar perspectief geschreven. Eigenlijk wilde ik alleen muziek uitbrengen onder die naam.”

Dat plan liep anders, want Giannascoli was het concept al gauw beu en ging als Alex G verder. Toch bleef Sandy hem achtervolgen. Al gauw kreeg hij een onaangenaam bericht van een zangeres, eentje die ook de naam Alex G gebruikte en deze technisch gezien nét iets eerder geclaimd had. Nog steeds een pijnpunt. Hij zucht diep. “Was haar naam maar anders. Ik ga niets specifieks zeggen, omdat ik anders aangeklaagd wordt, maar… als haar naam niet Alex G was, had ik Alex G kunnen zijn… Soms hoor ik een bandnaam en wil ik daardoor naar de muziek luisteren, soms ook helemaal niet. Something happened en nu ben ik (Sandy) Alex G… Het is de naam die mensen nu met mij associëren. Ik ben er overheen. Niemand vindt het cool klinken. Wacht…” Er valt een afwachtende stilte. “Dit interview verschijnt in een andere taal toch? Fuck it. Ik háát Alex G.”

Het is de enige keer dat Giannascoli duidelijk zijn mening uit. Verder maakt hij een genuanceerde, zachtaardige indruk. Hij toont zich een introverte kunstenaar, iets dat hij is geworden dankzij zijn oudere zus Rachel, als beeldend kunstenaar een groot voorbeeld voor Giannascoli. “Rachels manier van schilderen is onderscheidend. Ze schildert heel dik, met allerlei lagen. Toen ik jonger was leende ik haar schilderijen. Ik werkte aan liedjes en nam stiekem een foto van een schilderij en gebruikte het als albumhoes. Niemand zou die liedjes toch horen, dacht ik. Voor House Of Sugar vroeg ik of ze een skater wilde schilderen, bij Rocket kwam ze zelf met een ram aanzetten.”

“Voordat muziek een essentiële rol in mijn leven ging spelen, tekende ik ook. Alle aandacht gaat nu naar muziek, maar het proces is grotendeels hetzelfde. Ik ben redelijk ongetraind in beide. Je zoekt het zelf uit. Ik tekende, paste het aan, tekende opnieuw en paste het weer aan. Net zo lang tot ik mezelf overtuigd had van mijn eigen werk. Geluid werkt voor mij hetzelfde. Uiteindelijk gaat het als muziek klinken. Het gaat erom dat ík het tof vind en er met plezier naar luister. Mijn enige regel is dat ik mijzelf daar niet in laat beperken. That’s what I do.”

“Toen ik dertien of veertien was kregen mijn ouders een Apple-computer. Ik was compleet in de ban van GarageBand. Ik zocht nooit hulp, maar ik creëerde werk in mijn eigen bubbel. Wanneer ik van mezelf vond dat ik niet meer beter kon, durfde ik het online te delen. Die oude computer leeft nog steeds, er staan veel oude demo’s op. Ik weet trouwens nog steeds niet hoe ik technisch muziek op moet nemen. Ik doe alles op gehoor. Elke plaat die afgemaakt wordt vind ik al een succes.”

Het afgelopen decennium lijkt de dominantie van de professionele studio definitief op zijn eind te zijn gelopen. De lijst van artiesten die goede platen maken in hun slaapkamer groeit en groeit. “Nu ik iets meer geld verdien, wordt een professionele studio een reële optie. Ik sluit niet uit dat ik daar in de toekomst terecht kom. Twee dingen houden me vooralsnog tegen: de behoefte aan eindeloos tijd en complete controle. Tot ik genoeg geld verdien om creatieve vrijheid af te dwingen is het waardevoller om tijd en controle te bewaren. Met niets meer dan een computer en een microfoon kun je al ver komen. Voor nu reis ik daarmee tussen thuisstudio’s, die van mijzelf en die van vrienden. Mijn vrienden vinden alles goed wat ik maak, voor een eerlijke mening ga ik daarom naar mijn vriendin Molly. We wonen samen en ik laat haar vaak iets horen. Ze zegt altijd dat ze het goed vindt, maar ik kan aan haar gezicht aflezen wat ze werkelijk denkt. House Of Sugar had een paar luisterbeurten nodig.”

Touren is hectisch voor Giannascoli. “Op tournee kan ik niet schrijven. Dan doe ik alles zelf, tot het verkopen van platen aan toe. Als er vrije tijd over is wil ik alleen maar slapen. Je wordt er compleet door in beslag genomen, maar als DIY-artiest houd je zo wel meer geld over. Mijn band moet ook betaald worden. Dat is voor mij genoeg: ik wil gewoon iedereen voldoende betalen, zodat ze brood op de plank hebben.” Die gedachtegang laat Giannascoli overigens direct los als hij nieuwe muziek maakt. “Ik erken de beperkingen van een liveshow niet als ik een plaat maak. Ik ga geen formule volgen die in het verleden succesvol is gebleken.” 

Dat hoor je meteen als House Of Sugar begint. Het schitterende openingsnummer Walk Away is als een hele nieuwe wereld op zichzelf, zoals de liedjes van bijvoorbeeld een Neutral Milk Hotel dat ook zijn. “Je luistert naar de invulling van een schets. Vaak ontstaan mijn liedjes als volgt: ik hoor een melodie en die blijf ik herhalen als een loop. Later probeer ik ontbrekende plekken in te vullen met tekst.” Wat dat zorgvuldige werkproces betreft is het laatste liedje op de plaat een wat vreemde eend in de bijt: het is een live-opname. “Dat vond ik een coole manier om de plaat af te ronden. 

Zesentwintig is Giannascoli nu. En je hoort het hem steeds zeggen. Toen ik jonger was dit, toen ik jonger was dat. “Ik voel me inderdaad oud nu, haha. Weet je: ik denk altijd dat ik niet meer kan groeien als mens. En toch groei je altijd. Bob Dylan heeft daar een liedje over geschreven, ‘My Back Pages’. Hij zingt: “I was so much older then, I’m younger than that now”. Ik heb het omgekeerde. Ik heb altijd het gevoel dat ik op mijn piek zit. Maar over vijf jaar kan ik mezelf zomaar opnieuw verrast hebben door mijn eigen naïviteit.” 

Dit artikel verscheen in september op Front.