Jaarverslag: in 2021 werd het onderwijs nóg individualistischer. Het is niet wat leerlingen nodig hebben.
14 december 2020 ging Nederland op slot tijdens een lockdown. 168 dagen later, op 31 mei 2021, ging het middelbaar onderwijs open en waren alle leerlingen, eindelijk, weer welkom. Het was een maffe dag, waarin leerlingen – duidelijker enthousiaster over school dan voor de lockdown – vertelden in welke mate ze school gemist hebben. Ik herinner me nog een gesprek met mijn mentorklas. “Wat hebben jullie de afgelopen periode geleerd?” vroeg ik aan de leerlingen. Na wat jolige antwoorden, veranderde het gesprek van toon. De leerling die de de beurt kreeg leek in 168 dagen jaren ouder geworden: “Ik heb geleerd dat je er alleen voorstaat in het leven”. Ik vroeg de klas wie deze gedachte herkende. Er viel een indrukwekkende stilte. Steeds meer vingers. De leerling keek om zich heen. Hij zei niks, maar knikte, zijn lichaam en gezichtsuitdrukking spraken: “maar ik ben niet alleen met deze gedachte”. Niet op school.
Kalenderjaar 2021 begon en eindige met een lockdown en scholensluiting. De kritiek zwol aan en zoals dat vaker gaat zwichtte de demissionaire regering voor maatschappelijke druk. Tijdens persconferenties werd consequent gesproken over “leerachterstanden”. Impliciet werd daarmee steeds de nadruk gelegd op het cognitieve aspect van het onderwijs, het missen van lesstof en kennis. De oplossing was een Nationaal Programma Onderwijs (NPO) om het leren van de leerlingen weer op peil te krijgen. Een pot met miljarden euro’s werd geopend om — net zoals geld de beoogde oplossing moet zijn voor werkdruk en lerarentekorten — leerachterstanden weg te werken. In de praktijk ging het bedrag naar extra bijles, om de schade van de lockdowns weg te werken. Toch is het een verkeerd signaal dat school enkel om leren gaat.
Volgens Gert Biestra, die een breedgedragen theorie ontwikkelde over de zin van onderwijs, streeft het onderwijs drie doelen na. Zeker, kwalificatie — kennis, leren, cognitie — is er daar één van, maar Biestra hecht gelijke waarde aan socialisatie en persoonsvorming. Leerlingen hebben anderen nodig — vrienden, leeftijdsgenoten, klasgenoten — voor herkenning en spiegeling. Als je alleen bent kun je moeilijk een identiteit opbouwen. Het sociale aspect van het onderwijs viel weg en bestaande groepsvorming werd plots doorbroken door onvoorspelbare periodes van lockdowns, online lessen en scholensluitingen. Jonge mensen, vaak zonder stem(recht), stonden er alleen voor. Uit enquetes van de inspectie blijkt dat de motivatie van leerlingen flink gedaald is in die periode. In het nieuws wordt regelmatig melding gemaakt over de zorgelijke mentale gezondheid van leerlingen. Het gemis aan sociale activiteiten, groepsgevoel, (h)erkenning van leeftijdgenoten kan niet opgelost worden met geld.
Het individualistische karakter van onderwijs als gevolg van de coronacrisis valt samen met een groeiende individualistische beweging in het onderwijs. Het denken in leerdoelen, het liefst SMART geformuleerd, het werken met rubrics en formatieve evaluaties zijn hot topics om het individu zoveel en efficient mogelijk te laten leren. In de “zoek-het-maar-uit-samenleving” van Mark Rutte, zoals Trouw columnist Steve Akkerman de Nederlandse samenleving typeert, is het individu verantwoordelijk voor eigen geluk. In de neo-liberale ideologie is het leven een wedstrijd, alleen de start van die wedstrijd, in het onderwijs, is niet voor iedereen gelijk.
Als de coronacrisis in 2021 voor mij iets duidelijk maakte, was het dat. Binnen een schoolgebouw hebben alle leerlingen toegang tot dezelfde faciliteiten, thuis, alleen, achter een laptopscherm, zijn de verschillen in basisvoorwaarden aanzienlijk groter. In de praktijk missen leerlingen de les door gebrek aan goed internet of het ontbreken aan een eigen kamer, vereenzamen anderen omdat ze constant alleen thuis zaten of kwamen jongeren niet aan leren toe door een onveilige thuissituatie. Een onbedoeld gevolg van online lesgeven was dat leraren een kijkje kregen achter de voordeur bij leerlingen. Tussen thuissituaties zit een wereld van verschil.
Op 21 december verscheen een artikel in NRC over het post-lockdown onderwijs. “Geklier, gekloot, en weinig concentratie”, luidde de titel, “de lockdowns hakken erin op middelbare scholen”. Dat artikel werd gedeeld in ons havo/vwo team en er volgde veel goedkeurende emoji’s, maar één uitspraak, dat bij de eersteklassers geen verschil gemerkt wordt, herkende ik, als mentor van de brugklas, niet. De brugklas is een overgangsperiode, van de oudste op de basisschool, naar de jongste op de middelbare, een grote verandering die spanning met zich mee kan brengen. De generatie van nu heeft daar extra kopzorgen bij. Het lijkt alsof de jaargangen 2020 en 2021 een belangrijke stap over hebben geslagen: een speelse, onbezonnen fase. Het jong zijn. Daar zijn na een gedwongen periode van introspectie volwassen thema’s voor in de plaats gekomen.
Het is namelijk niet zo dat brugklassers deze periode niets geleerd hebben. De jeugd is met serieuze thematiek bezig, gender en seksualiteit, oplossingen voor de klimaatcrisis en mentale gezondheid, bijvoorbeeld. Existentiële vragen. Over een toekomst die niet hun toekomst is, maar snel hun toekomst wordt. Eind oktober, toen het onderwijs weer langzaam wat normaler begon te voelen, liet ik leerlingen anonieme vragen opschrijven over spelende onzekerheden. We draaide de rollen om: ik, de docent, komt als onzekere leerling advies vragen bij wijze volwassenen, de klas. Ik schrok van wat er allemaal leefde: kinderen ervaren prestatiedruk, voelen zich somber en eenzaam, maken racisme mee, hebben familie vroegtijdig verloren aan de gevolgen van corona, spiegelen zich aan de influencers die hun social media kleuren, zijn onzeker over hun uiterlijk. Aan het eind van de les vroeg ik wie deze gedachten herkende. Aan hun gezichten van de leerlingen kon ik zien dat ze zich realiseerden dat ze niet de enigen waren met die gedachtes. En dat besef kon alleen op school komen.