The Nationals Bryce Dessner: “Nederland heeft een lange kunstgeschiedenis en dat hoor je”
Noem Bryce Dessner gerust een muzikale duizendpoot. Stilzitten is dan ook niks voor de componist uit Brooklyn. Als hij even niet bezig is met zijn veelgeprezen band The National, dan liggen zijn er binnen mum van tijd andere projecten waar hij zich op kan richten. Geen wonder, want bekend worden als rockster was nooit Dessner’s bedoeling. Hij volgde een opleiding tot klassiek componist en dat zit tot op heden in zijn muzikale DNA. Volgende week vindt het eenmalige Bryce Dessner Festival plaats, waarin de koor-, kamer- en filmmuziek van Dessner een centrale rol innemen. We belden met Dessner over zijn festival, maar ook over de aankomende en imposante Grateful Dead-compilatie Day Of The Dead, de liefde voor het Cross-Linx festival en het Nederlandse publiek. Natuurlijk voelden we hem ook aan de tand over LP7 van The National, waarmee hij as we speak aan het opnemen is. Hij doet een boekje open…
DK: Jij bent veertig geworden vorige week. Hoe voelde je je daarbij?
BD: “Haha, ja veertig alweer… We hebben het groots gevierd. Dat is het leuke van een tweelingbroer hebben (Aaron Dessner, de andere gitarist van The National, red). It was a big deal for the two of us. Het voelt als een overgang van een jonge artiest naar een van middelbare leeftijd. Het is een interessante leeftijd. We voelen ons nog steeds jong en zijn enthousiast over alles waar we mee bezig zijn.”
DK: Over een week vindt het Bryce Dessner festival plaats in Eindhoven. Hoe is het om een festival speciaal rondom jezelf te hebben aan de andere kant van de wereld?
BD: “Ik voel me gevleid dat er een festival naar mij vernoemd is. Het zijn drie avonden waarbij veel verschillende kanten van mij worden uitgelicht en het is het einde van een lange samenwerking met Muziekgebouw Eindhoven waar ik in residentie was. Het Muziekgebouw verzint echt bijzondere concepten en het is voor mij interessant om daar aan mee te werken.”
DK: Wat kunnen we verwachten van het Bryce Dessner festival?
BD: “Het festival bevat drie kanten van wie ik ben. Op zaterdag hoor je kamermuziek die ik heb geschreven. Daarbij laat ik ook het ‘Piano Quartet’ horen, dat ik pas onlangs heb geschreven. Dit stuk is ook geïnspireerd door The Revenant, de film waar ik muziek voor heb geschreven. Die film wordt op de vrijdagavond vertoont in het Natlab, maar de zondag gaat denk ik het meest speciaal worden. Dan speelt namelijk het Brooklyn Youth Chorus; een groep jonge vocalisten die pas rond de zeventien jaar oud zijn. Ze houden zich bezig met vooruitstrevende muziek en ik heb samen met een aantal van mijn favoriete componisten Black Mountain Songs voor ze gecomponeerd. Dit stuk is geïnspireerd op Black Mountain College, een voormalige opleiding uit North Carolina waar onder meer John Cage en Buckminster Fuller opzaten. Ikzelf zal meespelen, maar er is ook een partij van Caroline Shaw – een geweldige violiste – is ook te horen.”
DK: De samenwerking met Muziekgebouw Eindhoven is nog niet voorbij, maar wat was je persoonlijke hoogtepunt tot dusver?
BD: “Ik heb twee Cross-Linx festival gedaan; eentje met The National en eentje solo. De Music Mining-optredens, waar muzikanten op kleine en ongebruikelijke plaatsen optraden, waren mijn hoogtepunten. Ik heb daardoor opgetreden in een lift en in een kast. Tijdens Cross-Linx kunnen bezoekers ook back-stage een gebouw bekijken. Dat is een interessant concept waarbij je muzikanten uit hun comfort-zone haalt. Zo ontstaan er speciale dingen.”
DK: Met The National en solo heb je veel van de wereld gezien, maar wat onderscheidt Nederland van andere landen op muzikaal gebied?
BD: “Nederland heeft een interessant publiek. Er is een lange kunstgeschiedenis en dat hoor je ook aan de muzikanten. Er zijn in Nederland veel unieke en hoog geschoolde muzikanten die met hedendaagse klassieke muziek bezig zijn. Mensen kijken echt naar de toekomst en zijn technisch heel bekwaam.”
DK: Zelf ben je eigenlijk altijd met muziek bezig, luister je in je vrije tijd ook wel eens muziek?
BD: “All the time, I do. Ik luister veel naar moderne klassieke muziek. Er is een schitterende plaat van Anna Thorvaldsdottir, Aerial, waar ik vaak naar luister. Let Me Tell You van de Deense componist Hans Abrahamsen vind ik ook unbelievably beautiful, maar ik luister ook veel naar experimentele en popmuziek. We luisteren bijvoorbeeld veel naar Kendrick Lamar en deden ook een tour met hem. Als je het momenteel hebt over een interessante rapper, dan is het definitely Kendrick Lamar. En Carrie & Lowell van Sufjan Stevens… Dat vind ik één van de mooiste dingen die recent gemaakt is.”
DK: Je hebt een prachtige plaat gemaakt met Radiohead’s Jonny Greenwood, There Will Be Blood. Kijk je ook uit naar de nieuwe Radiohead?
BD: “Zeker. Jonny en ik kwamen elkaar steeds tegen op dezelfde soort festivals en besloten de handen ineen te slaan, maar hij liet niet veel los over de nieuwe Radiohead. Ik heb Jonny Greenwood en Thom Yorke laatst nog ontmoet en het is quite exciting dat die plaat er nu eindelijk aan komt.”
DK: Later deze maand verschijnt Day Of The Dead, een gigantisch tribute aan The Grateful Dead dat je met Aaron hebt samengesteld. Waarom eigenlijk The Grateful Dead?
BD: “The Grateful Dead is Amerika’s grootste en belangrijkste underground band. Ze zijn extreem invloedrijk geweest in de psychedelische scène en hun invloed in de jaren ’60 is niet te overschatten. Wat mij persoonlijk inspireert is dat ze traditionele muziek en Murder Ballads deden, wat een extreem belangrijke kant van de Amerikaans muziekgeschiedenis is geworden. Wij, The National, omarmden in het begin van onze carrière ook de jaren ’60, zoals die tijd klonk door The Grateful Dead.”
DK: Hoe kan het dat zo’n invloedrijke band niet bekend is in Europa?
BD: “The Gratfeul Dead was een hele onconventionele band. Omdat ze het konden, verlieten ze Amerika slechts incidenteel voor tournees. Dat waren riskante ondernemingen; de band had nooit een setlist, ze jamden uren lang waarin rock ’n roll, folk en jazz gecombineerd werden. Bands als Sonic Youth, Bon Iver, Yo La Tengo, maar ook The National waren niet hetzelfde geweest zonder The Grateful Dead. Ik heb de band helaas nooit live gezien. Toen wij geïnteresseerd raakten in The Grateful Dead liep de band op zijn eind. Een tribute maken voelde als een interessante manier om ons beter in hun oeuvre te verdiepen, maar ook de erfenis van de band is gecompliceerd. Anders dan andere bands uit de jaren ’60 dreigen deze grootheden in de vergetelheid te raken, precies zoals je zelf aangeeft. Dat mag niet gebeuren.”
DK: Er staat tussen een hele rits aan spraakmakende namen als The War On Drugs, Wilco en Unknown Motal Orchestra óók een Nederlandse naam: S T A R G A Z E. Hoe ben je deze groep op het spoor gekomen?
BD: “S T A R G A Z E is een half Duitse, half Nederlandse band onder leiding van André de Ridder. Ze waren geïnteresseerd in ons project en in de vroege jaren ’60 van The Grateful Dead. Onze plaat bevatte steeds meer avant-garde en in dat straatje paste S T A R G A Z E ook, die een prachtige orkestrale uitvoering van ‘What’s Become Of The Baby’ hebben ontwikkeld.”
dMb: Hoe is het om te leven als afwisselend rockster en klassieke componist?
BD: “Het klinkt ongebruikelijk, maar zo voelt het niet. Het grote verschil is dat ik als rockster een stuk bekender ben en vaker herkend word. Veel van de componisten uit mijn netwerk hebben hoe dan ook een connectie met rock ’n roll. Spelen in een band is meer direct en op een bepaalde manier ook dankbaarder; als componist is dat anders. Daarnaast is mijn band is een stuk bekender, maar ik ben begonnen als klassieke muzikant.”
DK: Met The National zijn jullie van kleine podia naar grote zalen gegroeid. Deze zomer headlinen jullie zelfs voor het eerst een Nederlands festival. Wat doet dat met de band?
BD: “In onze band heerst een goede chemie. We hebben vaak voor praktisch niemand gespeeld. Dat voelde meer alsof we voor onszelf speelden. We werden plotseling over heel de wereld vrij bekend en het voordeel daarvan was dat we jaren van ervaring achter de rug hadden. Het voelt alsof we een soort familie zijn op het podium. Het maakt niet uit waar we zijn. We hebben een sterke band en geen groot podium kan daar verandering in brengen.”
DK: Wat kunnen we van The National verwachten dit festivalseizoen?
BD: “We gaan nieuwe nummers spelen. Spannend, maar ik kijk er naar uit.”
DK: Hoe gaan de nieuwe liedjes klinken?
BD: “Ik zou de nieuwe liedjes als brighter omschrijven. De nieuwe liedjes hebben more live energy, zijn meer upbeat en er is een beetje elektronica in verwerkt…
DK: Klinkt veelbelovend. Wanneer kunnen we LP7 verwachten?
BD: “Volgend jaar. Rond deze tijd…”
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op 8 mei 2016.